
2022 is voor mij een professioneel jaar om met plezier op terug te kijken! Enkele grote projecten heb ik met collega-onderzoekers tot een geslaagd einde kunnen brengen. Ook kleine klussen kwamen regelmatig tussendoor, waarvan sommige impact hadden op de kennisontwikkeling rond desinformatie, complotdiscourse en extremistische organisaties. Zo mocht ik bijvoorbeeld in april 2022 onder bevlogen leiding van onderzoekers Hanneke Felten en Jeroen Vlug van Kennisplatform Inclusie en Samenleven (KIS) in gesprek met andere deskundigen over veiligheidsrisico’s rond antisemitische en racistische complottheorieën. Het resultaat bestaat uit een rapport en een handreiking. In dit artikel licht ik toe hoe desinformatie en complotverhalen (niet) geanalyseerd kunnen worden en waar je als professional op kunt letten.
Het rapport en de handreiking zijn hier te downloaden.
Over complottheorieën is de afgelopen jaren veel gepubliceerd. Terugkerende complotverhalen zijn problematisch, omdat ze bijvoorbeeld een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid of gebruik van geweld tegen bepaalde personen of groepen legitimeren. Een groot deel van de complottheorieën die online en offline rond blijven zingen, bevat antisemitische, racistische of fascistische verhaalelementen. Sommige verhalen zijn zelfs geheel gebaseerd op onjuiste bronnen, waarin wordt beweerd dat moslims of joden de wereld zouden willen overnemen of omvolken. Voorbeelden daarvan zijn de Protocollen van de Wijzen van Sion en QAnon.
Soms kun je de indruk krijgen dat complotverhalen uit het niets ineens de kop opsteken. In veel gevallen zijn de verhalen echter bewust bedacht, uitgewerkt tot mediaproducten (boeken, sciency artikelen, websites, documentaires, online video’s, lesmaterialen, etc.) en vervolgens verspreid. Dat kan in opdracht van een autoritair regime gebeuren, of vanuit extremistische organisaties en samenwerkingsverbanden die politiek of financieel baat hebben bij de verspreiding van de complotverhalen. In deze gevallen zijn de complotverhalen een vorm van desinformatie.
De complotverhalen worden gebruikt als propaganda-instrument, om groepen mensen te verwarren en te misleiden. De doelgroep leest, hoort of bekijkt de verhalen, waardoor zij boos, angstig, wanhopig of juist enthousiast kunnen worden, als zij de complotverhalen voor waar aannemen. Het morele appel om mee te strijden tegen een vermeend ‘kwaad’ kan sterk zijn. Sommige mensen beslissen dan om geld te doneren of om lid of medewerker te worden van een extremistische organisatie, zonder te beseffen dat het om desinformatie en een extremistische organisatie gaat.
Extremistische organisaties kunnen complotverhalen ook gebruiken als marketinginstrument. Bijvoorbeeld om volgers, cliënten en fondsen te werven. Of om bepaalde producten of diensten te verkopen als vermeende oplossing tegen een vermeend kwaad, of tegen de vermeende gevolgen van dat vermeende kwaad. Denk daarbij aan de online verkoop van alternatieve geneesmiddelen en therapievormen. Of aan de verkoop van pseudo-juridische dienstverlening aan mensen die ‘uit het systeem’ willen stappen, omdat zij door complotmarketing ervan overtuigd zijn geraakt dat overheidsinstanties en ambtenaren allemaal corrupt of satanisch zouden zijn.
Wat maakt dat complotverhalen effectieve propaganda- en marketinginstrumenten zijn?
Omdat corruptie, ondermijning en uitbuiting reële misstanden zijn, kunnen complotverhalen waarachtig overkomen. In sommige gevallen zijn complotverhalen in een voor veel mensen herkenbaar genre gegoten: True Crime Stories. Mede daardoor kunnen mensen sneller op een extremistisch dwaalspoor terecht kunnen komen. Ook is desinformatie door geavanceerde mediatechnologie, zoals deepfake, steeds moeilijker te onderscheiden van betrouwbare informatie en berichtgeving over misstanden en misdaden.
Daarnaast kunnen extremistische organisaties complotverhalen en fascistisch taalgebruik via sociale media eenvoudig verspreiden en mainstreamen (normaal maken). Desinformatie kan gedeeld worden door personen met sociaal, professioneel, wetenschappelijk of politiek gezag, waardoor desinformatie nog geloofwaardiger overkomt.
Hoe kan bias bij feitenonderzoek rond (des-)informatie voorkomen worden?
Een psychologisch fenomeen dat al enige decennia discussies oplevert bij feitenonderzoek rond desinformatie en extremistische organisaties die desinformatie produceren en verspreiden, is het fenomeen bias: het gegeven dat mensen bewust of onbewust vanuit eigen presumpties (vooroordelen) en concepten onderzoek kunnen doen en beslissingen kunnen nemen. Bias kan onder meer leiden tot kersenplukken (enkel naar bevestiging zoeken van bevestiging van het eigen gelijk) en tunnelvisie. Bij feitenonderzoek rond criminologische misstanden zijn bias en tunnelvisie funest, omdat het o.m. kan leiden tot rechterlijke dwalingen. Ten gevolge van rechterlijke dwalingen kunnen mensen onterecht aangeklaagd en veroordeeld worden, of kunnen mensen die daadwerkelijk strafbare feiten hebben begaan, aanklachten en veroordeling ontlopen.
Om tunnelvisie en rechterlijke dwalingen zoveel mogelijk te voorkomen, worden bij opsporingsonderzoek en rechtszaken wetenschappelijk deskundigen ingezet. Bijvoorbeeld geheugendeskundigen om te bepalen in hoeverre getuigenissen van slachtoffers en omstanders van (mogelijk) strafbare gedragingen betrouwbaar zijn. Bias voorkomen is echter geen sine cure, omdat bepaalde wetenschapsgebieden en vakgebieden van oudsher doorspekt zijn van bias. Dat geldt met name voor pseudowetenschap, zoals: esoterie en parapsychologie en daarvan afgeleide concepten en methoden. Deze concepten en methoden zijn voor feitenonderzoek rond psychologische en criminologische misstanden inhoudelijk en methodologisch niet geschikt. Bijvoorbeeld, omdat de methoden…
- gericht zijn op hermeneutiek,
- gericht zijn op experiëntiële werkwijzen (innerlijke beleving of ervaring staat centraal),
- gericht zijn op/ uitgaan van magisch denken en reïficatie (verdinglijking),
- gericht zijn op/ uitgaan van concepten en hypotheses die niet falsifieerbaar zijn.
Toch zijn er organisaties die onder meer vanuit commerciële en politieke belangen proberen pseudowetenschappelijke concepten en methoden alsnog als wetenschappelijk en legitiem te framen. Bijvoorbeeld, omdat ze anders hun producten en diensten niet meer als onschadelijk, heilzaam, werkzaam en evidence-based kunnen positioneren op de markt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de tabaksindustrie, waarbij de industrie veel investeerde in marketingcampagnes en ‘onderzoekspublicaties’ om tabak als heilzaam en onschadelijk te blijven positioneren, terwijl uit wetenschappelijk onderzoek bleek dat tabak schadelijk is. Andere voorbeelden van wetenschapsontkenning zijn: de holocaustontkenning, ontkenning van klimaatverandering, de ontkenning van bestaan van/de schadelijkheid van virussen, de ontkenning van gendergelijkheid en LHBTI als biologisch feit (in plaats van als ‘degeneratie’ of ‘ziekte’ die te genezen zou zijn middels duiveluitdrijving/exorcisme of LHBTI- conversietherapie).
Het gebeurt ook nogal eens dat onderwijs- en zorgaanbieders lange tijd met een bepaalde methode werken en vervolgens te horen krijgen dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat men beter niet meer met een betreffende methode kan werken. Bijvoorbeeld, omdat die methode pseudowetenschappelijk, niet evidence-based en op verschillende manieren schadelijk kan zijn. Over die nieuwe kennis moeten leerlingen, studenten en cliënten vervolgens natuurlijk zo snel mogelijk geïnformeerd worden, bijvoorbeeld schriftelijk tijdens het intakeproces of via nieuwsbrieven en websites. Je moet als onderwijs- en zorgaanbieder immers zorgen voor geïnformeerde instemming. Ook moeten betrokken medewerkers worden geïnformeerd en bij- of omgeschoold. Universiteiten, hogescholen en MBO-instellingen kunnen ook het dringende appel krijgen om hun curriculum te wijzigen en geen les meer te geven vanuit betreffende methode. Dat alles vindt plaats in het belang van onderwijs-/zorgkwaliteit en Public Health.
Helaas zijn er onderwijs- en zorgaanbieders en opleidingsinstituten, en in sommige gevallen gehele industrieën, die niet of nauwelijks gehoor geven aan dat appel. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Bijvoorbeeld omdat het wetenschappelijke nieuws de onderwijs-/zorgaanbieders niet voldoende bereikt. Of omdat van curriculum, dienstenaanbod of vak veranderen een kostbare aangelegenheid kan zijn.
Het gebeurt helaas ook dat opleidingsinstituten, onderwijs- en zorgaanbieders in de ontkenning schieten. Ondanks dat bepaalde concepten en methoden de wetenschappelijke toets niet doorstaan, schadelijk of discriminerend blijken zijn, houdt men koste-wat-kost vast aan betreffende pseudowetenschappelijke concepten en methoden. Sommige organisaties gaan erg ver met wetenschapsontkenning en halen alles uit de kast om politieke invloed te bemachtigen of om commerciële belangen te beschermen:
- Men kan wetenschappelijk onderzoek dat niet (commercieel/politiek) voordelig is voor de eigen praktijk/ onderneming, proberen te negeren.
- Men kan proberen bepaalde wetenschappers en hun wetenschappelijke onderzoek af te kraken of te demoniseren (bijvoorbeeld door complotverhalen te verspreiden).
- Onderwijsorganisaties kunnen proberen zich te beroepen op de Wet bijzonder onderwijs die in Nederland geldt en doelgroepen isoleren in aparte bijzondere scholen. Echter, ook dan mag men niet discrimineren of antidemocratische ideologieën propageren en vindt er toezicht door de onderwijsinspectie plaats.
- Men kan proberen bepaalde pseudowetenschappelijke concepten en methoden alsnog als wetenschappelijk of evidence-based te positioneren. Men kan de terminologie rond een pseudowetenschappelijk concept en methode veranderen en zodoende proberen er een wetenschappelijk aura aan te geven of proberen onder de extremisme radar te blijven.
- Men kan marketingonderzoek, suggestieve vragenlijsten en peilingen als ‘sociaal wetenschappelijk onderzoek’ framen en daarmee pseudowetenschappelijke concepten en methoden van sociaal bewijs voorzien. “We hebben een enquête afgenomen en uit analyse van de cijfers blijkt dat 70% van de ondervraagden een goed gevoel krijgt van methode X.” Deze werkwijze levert veel databullshit op.
- Men kan een samenwerkingsverband proberen aan te gaan met wetenschappers of wetenschappelijke faculteiten die bereid zijn om bepaalde wetenschapsfilosofische uitgangspunten en ethische standaarden te negeren of te bevechten. “Er is sprake van een epistemische crisis en we staan aan de vooravond van een wetenschappelijke paradigmashift.” Dit soort wensdenken kan aanstekelijk zijn, maar het heeft weinig met wetenschappelijk onderzoek te maken.
- Men kan starten met lobby-organisaties en via de media, politici en beleidsmakers proberen te beïnvloeden. Het bedenken, produceren en verspreiden van desinformatie en complotverhalen is daarbij instrumenteel.
- Men kan via lobby’s proberen inhoudelijke kritiek vanuit wetenschappelijke en rechtspsychologische hoek (bijvoorbeeld over mogelijk strafbare gedragingen en criminologische misstanden in de context van extremistische groepen) tot politiek-religieus discussiepunt om te dopen.
- Men kan proberen inhoudelijke kritiekpunten te vermijden door deze naar betrekkingsniveau te trekken; door zichzelf of bepaalde groepen te positioneren als ‘slachtoffers’ die altijd bij voorbaat ‘onderdrukt’ of ‘gediscrimineerd’ zouden worden door ‘corrupte’ wetenschappers. Men kan insinueren dat er sprake zou zijn van een complot van wetenschappers en ambtenaren die het gemunt zouden hebben op onschuldige burgers en hun onderwijs- en zorgaanbieders die juist krachtige, heilzame methoden voor de wereld zouden hebben bedacht en die de wereld zouden willen en kunnen redden.
- Men kan dezelfde sociaalwetenschappelijke taal en redeneringen als extremisme-onderzoekers en mensenrechtenactivisten gebruiken, maar dan omgekeerd, met als doel om progressief beleid, feministisme en anti-fascistisme als crimineel te framen. Bijvoorbeeld: recentelijk worden de termen indoctrinatie en grooming – terminologie voor reële psychologische en criminologische misstanden – in verband gebracht met het neologisme ‘transgenderism‘. Het gaat bij ’transgenderisme’ om een anti-LHBTI/anti-gendergelijkheid complotverhaal uit ultra-orthodox Christelijke en radicaalrechtse hoek; transgenderisten (leerkrachten die voorlichting geven over LHBTI) zouden kinderen indoctrineren in de LHBTI-ideologie, zodat zij hen kunnen seksualiseren, groomen en seksueel zouden kunnen misbruiken. Dit is LHBTI-discriminatie en radicaalrechts-extremisme vermomd als publieksvoorlichting en mensenrechtenactivisme. (De kans dat hier depotverwijtdeketel-repliek op komt, is aanwezig; het sociaalwetenschappelijke cult-discourse kan inderdaad stigmatiserend werken.)
- Et cetera.
Wanneer deze houding voortduurt en bijbehorende tactieken en campagnes steeds opnieuw ingezet worden, spreekt men van wetenschapsontkenning (zie onderstaande figuur, bron: Lewandowsky, Cook et al. In een volgend artikel zal ik uitgebreider op deze technieken ingaan).

Sinds ik begonnen ben met het bestuderen van wetenschapsontkenning en desinformatie, ben ik creatieve desinformatie-campagnes tegengekomen, die zowel online als offline impact hebben. Helaas gaan deze campagnes vaak over de ruggen heen van kwetsbare doelgroepen en (in beginsel) integere wetenschappers, professionals en ambtenaren die voor extremistische campagne-karretjes gespannen worden. Dat levert democratie- en Public Health-ondermijnende situaties op. Daarbij trekken vooral kwetsbare doelgroepen aan het kortste eind, omdat reële sociale, economische en criminologische misstanden vertroebeld raken door smokescreen trolling met complotverhalen en desinformatie vanuit extremistische groepen. Zonder adequate informatie kunnen deze misstanden niet optimaal onderzocht en aangepakt worden.
Fake experts als verdedigers van fascisme en verspreiders van complotdiscourse
Een beproefde manier waarop wetenschapsontkenning kracht bijgezet wordt, is het financieren en vormen van stichtingen, studiegroepen, opleidingsinstituten en denktanks van fake experts die bereid zijn bepaalde pseudowetenschappelijke en fascistische standpunten te verdedigen of wetenschappelijk gefundeerde onderzoeksresultaten te ondermijnen. Dat kan ook gaan om personen met een Phd.- of dr.-titel, die geassocieerd wordt met wetenschappelijk gezag; de term ‘fake expert’ betreft volgens Lewandowsky & Cook vooral de wetenschappelijke waarde van de informatie die door betreffende expert wordt geproduceerd en de wetenschappelijke houding van betreffende expert. Lobby-organisaties kunnen bijvoorbeeld onderzoek financieren naar de heilzame effecten van een bepaalde op pseudowetenschappelijke concepten gebaseerde of schadelijke methode. Of men financiert een stichting van ‘experts’ die voortdurend vernietigende reviews schrijven over publicaties vanuit een bepaald wetenschapsgebied of een bepaalde wetenschapper. Voor relatieve leken die genoodzaakt zijn te leunen op wetenschappelijk ogende artikelen en websites, is het erg moeilijk om door deze tactiek van ‘fake experts’ heen te prikken.
Wetenschappers vervullen van oudsher een maatschappelijke rol als poortwachters van kennis, en men verwacht van hen dat de lat hoog gelegd wordt en dat wetenschappelijke integriteit voorop staat. Veel wetenschappers nemen die maatschappelijke rol serieus en doen hun uiterste best om desinformatie, misinformatie en fascistische complotverhalen te voorkomen bij hun onderzoekswerkzaamheden (getuige bijvoorbeeld het onderzoek van Felten en Vlug). Echter, ook wetenschappers en ervaren professionals zijn niet immuun voor desinformatie en complotverhalen uit fascistische hoek. Sterker nog: fascistische ideologieën en ‘wetenschappelijke’ racistische concepten werden voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog eerst vanuit intellectuele hoek geconstrueerd, gelegitimeerd en gepropageerd. Bijvoorbeeld door gretig collaborerende wetenschappers, kunstenaars en ondernemers met affiniteit voor eugenetica, sociaal darwinisme, Apartheid en de theatrale stijl en retoriek van nazi-propaganda.
Wie boft en op de middelbare school goede biologie- en geschiedenislessen heeft gehad, weet misschien nog wel waarom er een taboe rust op fascisme. Of je weet hoe je online of in de bibliotheek kunt opzoeken hoe het ook alweer zit. Desondanks worden sciency boeken en bronnen waarin openlijk of verkapt gerefereerd wordt aan fascistische ideologieën nog steeds gebruikt om antidemocratische, racistische of fascistische ideologieën, beleidsplannen en methoden te normaliseren. In sommige gevallen hebben wetenschappers bij hun onderzoek per ongeluk dubieuze bronnen gebruikt. Minder argeloze wetenschappers en professionals beseffen wel degelijk hoe de relatie tussen bepaalde bronnen en fascisme ligt, maar doen er alsnog niets aan, of zij legitimeren en propageren fascistische ideologieën en praktijken juist actief.
Kritiek op dergelijke praktijken komt niet voort uit een onderdrukkend complot van cultuurmarxisten die de objectiviteit van wetenschappelijk onderzoek, de vrijheid van meningsuiting of godsdienstvrijheid zouden ondermijnen. Het is gebaseerd op wetenschappelijke kennisontwikkeling rond de werking van desinformatie, misinformatie en wetenschapsontkenning, en een uiting van de wens om de donkere, fascistische kanten van onze geschiedenis niet te herhalen.
Welke methoden zijn wel/niet geschikt bij feitenonderzoek rond (des-)informatie?
Waarschijnlijk zullen niet alle wetenschappers aan de slag gaan met tegengaan van desinformatie, misinformatie, fascistische ideologieën en complotverhalen in eigen publicaties en curriculum. Dat betekent dat je als professional vooral ook zelf alert zult moeten blijven. Als je wilt proberen te voorkomen dat je als onderzoeker of professional voor andermans extremistische karretje gespannen wordt, dan kun in de gaten houden in hoeverre je te maken hebt met extremistische ideologieën. Dat is niet eenvoudig, maar het lukt beter als een nieuwsgierige houding samengaat met bronnenonderzoek, factchecken en een werkcultuur waarbinnen men duidelijke grenzen mag stellen en tegenspraak georganiseerd wordt.
Door te factchecken kan een professional er bijvoorbeeld achter komen dat beweringen over satanisch ritueel misbruik en lizard people verband houden met antisemitisme, holocaustontkenning en fascistische ideologieën. Als de professional daarentegen niet genoeg aan bron- en factchecking doet, geen grenzen stelt en tijdens gesprekken te veel meebeweegt op verhalen over onderdrukking en slachtofferschap, dan kan die empathische houding instrumenteel gemaakt worden bij het normaliseren van neo-fascistische ideologieën en gedragingen. (zie ook: Stanley, J., How Fascism Works, The Politics of Us and Them, 2018, Random House, New York)
Nieuwe analysemethoden rond desinformatie en extremisme
Gelukkig zijn er anno 2022 relatief nieuwe onderzoeksmethoden beschikbaar die gebruikt worden bij analyse van (des-)informatie, zoals source checking, fact checking en critical discourse analysis. Daarbij gaan analisten er vanuit dat je de exacte bedoelingen van een auteur/actor niet kan weten; hermeneutische methoden, verstehen en het zoeken naar antwoorden op de waarom-vraag achter extremistische gedragingen staan bij informatie-analyses niet centraal.
Bij (des-)informatie-analyses staan de volgende vragen centraal: wat doet een actor, en hoe doet deze actor dat? Je kunt pas spreken van desinformatie na grondige, gestructureerde analyse. Analisten kunnen over een langere periode data (teksten, berichten, video’s, podcasts, etc.) van bepaalde bronnen en actoren verzamelen, deze data op gestructureerde wijze analyseren, factchecken, en bepaalde patronen in taalgebruik en beeldgebruik detecteren. Taalgebruikspatronen van een bepaalde actor kunnen vervolgens indicatoren zijn van misleiding, dwang, discriminatie en hate speech. Op deze manier kunnen ook voorkomende complotverhalen geanalyseerd worden.
Professionals in het onderwijs en de zorg- en veiligheidsketen worden in hun dagelijkse praktijk regelmatig met desinformatie, complottheorieën en de gevolgen ervan geconfronteerd: suprematie, discriminatie, online haatpraat, segregatie en verschillende vormen van geweld. Ook kan het gebeuren dat docenten en hulpverleners zelf taalgebruik uit complotverhalen overnemen en desinformatie voor waar aannemen.
Op welke manier kunnen professionals hierop reageren? En wat kunnen ze kunnen doen om dit te voorkomen. De hoofdvraag in het onderzoek van Felten en Vlug van KIS was daarom: Hoe kunnen we antisemitisme en antimoslimracistische (elementen in) complottheorieën tegengaan? Naast een uitgebreid rapport stelden Vlug en Felten een handreiking samen met tips voor docenten van jongeren over antisemitische en antimoslimracistische complottheorieën en hoe deze te voorkomen of te verminderen. Behalve B44S!, werkten ook Critical Mass en Stichting School & Veiligheid mee aan de handreiking. Een mooi resultaat! Het rapport en de handreiking zijn hier te downloaden.
Tip: ben je op zoek naar betrouwbare informatie over extremisme, complotverhalen en desinformatie? Wil je factchecken of je niet per ongeluk met des- of misinformatie te maken hebt? Zoek eens naar informatie op rationalwiki. Ook de netwerkorganistatie BENEDMO heeft goede tips over factchecken en bronnenonderzoek. Succes!